Werken met de meldcode
In Nederland worden zo’n 119.000 kinderen mishandeld of verwaarloosd en per jaar overlijden tussen de 50 en 80 kinderen aan de gevolgen van kindermishandeling. Ondanks inspanningen van alle betrokken instanties, blijkt het lastig om dit aantal terug te dringen. Signalen van kindermishandeling worden lang niet altijd herkend en ook het overgaan tot actie bij een vermoeden van kindermishandeling kan beter.
Kindermishandeling is een ernstig probleem en kinderen die mishandeld worden hebben recht op hulp. Het liefst in een zo vroeg mogelijk stadium. Pedagogisch werkers dragen verantwoordelijkheid voor het signaleren van kindermishandeling en voor het ondernemen van actie. Kindermishandeling is echter geen eenduidig begrip, want is er sprake van kindermishandeling of gaat het om een minder gewenste opvoedsituatie? Deze vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Het heeft veelal te maken met de eigen waarden en normen.
Stel je eens voor; Er is een ouder dat zijn of haar kind net even te hard in de arm knijpt. Een kindje dat steeds met vieze luiers gebracht wordt en waarvan de kleren onfris ruiken, net zoals het kindje zelf. Ouders die uit elkaar gaan en besluiten dat de andere ouder ineens helemaal niets meer goed kan doen. Is hier sprake van kindermishandeling?
Sinds 2013 is de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van kracht. Die wet houdt in dat alle organisaties die werken met kinderen en volwassenen een meldcode moeten hebben en werknemers in staat moeten stellen daarmee te werken.
Het doel van de meldcode is professionals te helpen eerder en beter te handelen als zij vermoeden dat een cliënt of een gezinslid van de cliënt thuis mishandeld, verwaarloosd of seksueel misbruikt wordt. Uit onderzoek weten we namelijk dat professionals die met een meldcode werken drie keer vaker ingrijpen dan professionals die zonder meldcode werken.
De belangrijkste taak die je als pedagogisch werker hebt, is om je vermoeden om te zetten tot actie. Wanneer doe je dat dan? En met wie? De personen met wie je de waargenomen signalen bespreekt is een betrokken collega, de aandachtsfunctionaris en/of de leidinggevende. Met behulp van een signalenlijst kun je het vermoeden verder onderbouwen of misschien valt het vermoeden wel weg. Als het nodig is kun je ook advies inwinnen bij Veilig Thuis.
Wees zorgvuldig in met wie je jouw zorgen deelt en deel deze zeker niet met mensen buiten je werk. Zorg dat dit soort gevoelige informatie binnen het professionele circuit blijft.
Vanaf 1 januari 2019 gaat er een nieuwe meldcode voor kindermishandeling en huiselijk geweld van start. Hierin is het verplicht om te werken met het afwegingskader. Een afwegingskader beschrijft wanneer en op basis van welke overwegingen, het melden van vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld als noodzakelijk wordt beschouwd of dat het bieden of organiseren van hulpverlening voldoende is.
De nieuwe meldcode bestaat uit 5 stappen en wordt in figuur 1 weergegeven. In dit stappenplan staat vermeld hoe de beroepskracht dient te handelen bij iedere stap. Het afwegingskader bestaat uit stap 4 en 5 van de nieuwe meldcode. In figuur 2 wordt het afwegingskader verder uitgewerkt. Hierin staan de afwegingen beschreven die jij als pedagogisch werker dient te maken. Om een beeld te schetsen van hoe je het afwegingskader kunt inzetten in de praktijk, worden de stappen van het afwegingskader in figuur 3 uitgewerkt.
In stap 1 breng je signalen in kaart. Signalen die je zorg bevestigen of ontkrachten. Daarbij leg je alle signalen (en alle vervolg stappen) objectief en feitelijk vast in het kinddossier. Het kinddossier dient in een gesloten kast met slot of digitaal met wachtwoord te worden bewaard. De reden hiervoor is, is dat dit kinddossier privacygevoelige gegevens bevat.
Het kan zijn dat er sprake is van een situatie waarin de veiligheid of gezondheid van een kind zodanig wordt belemmerd dat er direct advies moet worden ingewonnen bij Veilig Thuis. Op het moment dat Veilig Thuis aangeeft dat er direct actie nodig is, kan er tijdens hetzelfde gesprek nog een melding gemaakt worden of je neemt contact op met de Raad voor de Kinderbescherming en/of de politie.
In stap 2 overleg je met een directe collega, de aandachtsfunctionaris en/of de leidinggevende. Bij twijfel kun je altijd (anoniem) advies inwinnen bij Veilig Thuis of een letseldeskundige. Een letseldeskundige verklaart hoe het letsel is ontstaan.
In stap 3 vindt er een gesprek plaats met de ouders of de verzorgers van het kind. In deze stap worden je zorgen verduidelijkt, ontkracht of bekrachtigd. Het is van belang dat je als beroepskracht het doel van het gesprek duidelijk maakt en alleen de feiten en de waarnemingen benoemt. Je spreekt dus geen waardeoordeel of een eigen interpretatie uit. Op deze manier heb je de meeste kans op een constructieve dialoog. Je zal merken dat ouders je dankbaar zijn op het moment dat jij geen oordeel hebt en je zorgen over het kind uitspreekt. Worden de zorgen niet weggenomen, aarzel dan niet om ook de volgende stappen te zetten.
In stap 4 weeg je op basis van alle informatie die je in de eerste drie stappen hebt verzameld, het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling en schat je de ernst hiervan in. Ook dit blijkt in de praktijk nog niet zo’n makkelijke stap, want wat de ene beroepskracht niet zo ernstig vindt, vindt de andere beroepskracht zeer ernstig. Om de ernst in te schatten maak je gebruik van het afwegingskader (figuur 2). De afwegingen die hier moeten worden gemaakt zijn als volgt:
Afweging 1: Is melden noodzakelijk?
Afweging 2: Is hulpverlening (ook) mogelijk?
In stap 5 maak je een beslissing aan de hand van het afwegingskader. Kun je zelf passende hulp organiseren of dien je een melding te maken bij Veilig Thuis? Neem je verantwoordelijkheid, verdiep je in de signalen van kindermishandeling (eventueel met een signalenlijst) en ken de meldcode.
Elke kinderopvangorganisatie heeft een protocol om te werken met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Lees het protocol goed door en bezoek een training over de nieuwe meldcode. KNGO Training en Coaching verzorgt de training ‘Werken met de meldcode en het afwegingskader’.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met ons via Info@gastouderbureau-bumblebee.nl
Stel je eens voor; Je loopt over 15 jaar op de markt en daar kom je een jongen tegen die jij in je opvang had. Je ziet hem en hij ziet jou… Hij weet dat jij het weet en andersom. Als je elkaar zo passeert, is er herkenning en je voelt en ziet aan hem de onuitgesproken woorden: ‘Jij wist het’…